Glasvezel Wiki
A
Ader
De ader is de glasvezel die samen met de vezelmantel en met de primaire en secundaire kernmantel een glasvezelkabel vormt voor overdracht van gegevens. De gangbare soorten glasvezelkabels zijn opgebouwd uit een ader, uit stabiliseringselementen (trekontlasting, stalen mantel, enz.) en een kabelmantel.
APC
Het Angled Physical Contact, ofwel de schuine snede, doelt op de snede-geometrie van het connectoruiteinde in de ferrule. Bij een schuine snede is het contactvlak van de ferrule convex geslepen onder een hoek van 8° met de ferrule-as.
APC-connectoren worden doorgaans gebruikt voor singlemode-vezels. De schuine snede voorkomt dat reflecties op het uiteinde van de vezel terugkaatsen en daarmee de overdracht verstoren. Er is hier sprake van een hoge reflectiedemping.
B
Breakout-kabel
Een breakout-kabel is een type kabel dat meerdere individuele kabels bevat die met een centrale kern in een kabelmantel zijn opgenomen.
C
Connector
Een connector is een losneembare verbinding op het uiteinde van een leiding. Vele soorten connectoren voor glasvezelverbindingen bestaan om reinigingsredenen uit twee connectordelen en een nauwkeurige geleidehuls (doorgaans ferrule genoemd). Dit noemt men het pen-huls-pen-principe.
D
Dempingselement
Een dempingselement is een passieve component die voor een bepaalde demping in de optische vezel zorgt.
Distributiekabel
Een distributiekabel is een type kabel dat meerdere individuele aders bevat die in holle mantels zijn gebundeld. Als optie kan dit type kabel ook een centrale kern bevatten of met gel zijn gevuld.
Duplex
Duplex duidt op het gebruik van twee kanalen. Duplexkabels worden voornamelijk gebruikt voor netwerkontsluiting en ze benutten beide aders voor zenden en ontvangen. Deze kabels zijn doorgaans voorzien van kant-en-klare duplex-connectoren.
F
FC-connector
De FC-connector is een type glasvezelconnector met schroefbevestiging. Een vrijloopsysteem voorkomt dat tijdens het vastschroeven van de connector de uiteinden van de ferrule ten opzichte van elkaar verdraaien. Dit is een verouderd type connector dat tegenwoordig nog slechts incidenteel wordt gebruikt. De FC-connector heeft een ferrulediameter van 2,5 mm en biedt plaats aan één vezel.
Ferrule
De FC-connector is een type glasvezelconnector met schroefbevestiging. Een vrijloopsysteem voorkomt dat tijdens het vastschroeven van de connector de uiteinden van de ferrule ten opzichte van elkaar verdraaien. Dit is een verouderd type connector dat tegenwoordig nog slechts incidenteel wordt gebruikt. De FC-connector heeft een ferrulediameter van 2,5 mm en biedt plaats aan één vezel.
Fusielas of las
Een fusielas, of kortweg las, vormt een permanente, stofdichte verbinding tussen twee glasvezels. Zo'n las wordt gemaakt door twee vezeluiteinden te smelten en tegen elkaar te drukken. Hiervoor wordt een fusielasmachine gebruikt die met een elektrische vlamboog en een automatisch werkend mechaniek de las niet alleen creëert maar ook doormeet. Met een lasbeschermer wordt de las vervolgens afgeschermd tegen externe invloeden.
G
Glasvezel of optische vezel
Een glasvezel is een lichtgeleider waarvan het overdrachtmedium bestaat uit een cilindervormige, transparante glazen kern. De grondstof is gedoteerd kwartsglas met een lage brekingsindex.
Golflengte
De golflengte geeft aan wat de afstand is tussen twee opeenvolgende punten in een golf die zich in dezelfde trillingsfase bevinden. De golflengte is niet afhankelijk van plaats of tijd.
H
HE of hoogte-eenheid
HE of hoogte-eenheid is een afmeting die in 19“-installatierekken wordt gebruikt. Deze wordt uitgedrukt in inches of millimeters: 1 HE = 1 ¾“ ofwel 4,445 cm.
L
Lasapparaat of fusielasmachine
Met een lasapparaat kunt u dunne glasvezels nagenoeg verliesvrij „aan elkaar vastlassen“. Een elektrische vlamboog verhit de geprepareerde uiteinden van de vezel en schuift ze vervolgens zo nauwkeurig tegen elkaar dat zelfs de ultradunne 9µm-vezels precies tegen elkaar aan komen.
Er bestaan verschillende soorten lasapparaten. Zo zijn er V-nut en 2- en 3-assige lasapparaten. V-nut lasapparaten worden vaak bij FTTx-netwerken gebruikt. Met deze apparaten kunt u zowel individuele vezels als complete vezelbundels lassen.
Oudere lasapparaten kunnen vaak slechts in twee assen automatisch richten. Bij deze apparaten moet u de derde as handmatig uitlijnen. Dit werkt doorgaans niet erg nauwkeurig. Gebruik dergelijke apparaten bij voorkeur niet voor singlemode-toepassingen.
Nieuwe apparaten, zoals de Lightwin LFS-8, zijn volautomatische lasapparaten die met drie assen werken. Deze apparaten richten de vezels in alle drie de asrichtingen automatisch uit. Voor singlemode-toepassingen worden vrijwel uitsluitend dergelijke apparaten gebruikt.
Lasdoos of glasvezelverdeeldoos
Een lasdoos is een doos van metaal of kunststof die plaats biedt aan glasvezelkoppelingen, lasomhulsels, pigtails en een trekontlasting voor glasvezelinstallatiekabels. Er bestaan allerlei soorten lasdozen, bijv. als 19“-verdeeldoos van één of meer HE hoog, industriële lasdozen voor DIN-railmontage, wandverdeeldozen met verschillende IP-beschermingsklassen, enz.
LC-connector
De Lampert-connector is één van de meest gebruikte typen glasvezelconnectoren. Hij wordt voornamelijk gebruikt vanwege zijn compacte afmetingen, die ongeveer overeenkomen met die van RJ45-componenten uit de kopertechniek. De LC-connector heeft een ferrulediameter van 1,25 mm en biedt plaats aan één vezel.
LDP
LDP staat voor Lightwin Duplex Patchcord. Dit is een glasvezel-patchkabel van het merk Lightwin met twee aders in een zipcord-uitvoering (de mantels van beide aders zitten aan elkaar vast, het zijn dus twee simplex-kabels).
Lichtgeleider
Een lichtgeleider is een passieve component die lichtgolven in een bepaalde richting geleidt. Doorgaans worden hiermee glasvezels bedoeld, maar er kunnen ook andere materialen worden gebruikt (zoals hoogtransparant kunststof).
M
Mode, modus
Een 'mode' of modus is de manier waarop het licht zich door een medium verplaatst. Men maakt hierbij verschil tussen singlemode en multimode, waarbij het type vezel moet passen bij de gebruikte lichtbron.
Mof
Een mof in de glasvezeltechniek is een onderdeel dat glasvezelkabels met elkaar kan verbinden in niet-afgeschermde omgevingen. Moffen worden voornamelijk buiten gebruikt omdat een mof de lasverbinding tegelijk beschermt tegen het binnendringen van vuil en vocht, en tegen mechanische en thermische invloeden.
Multimode
Multimode (afgekort MM) of multi-modus geeft aan dat een glasvezel groot genoeg is om meer dan één modus tegelijk via de vezel door te geven. De doorgegeven lichtbronnen kunnen op verschillende manieren worden gecombineerd, bijv. door lichtkoppeling of door verschillende soorten bronnen te gebruiken.
O
OS1/OM2/OM3/OM4
Om aan te geven of lichtgeleiders geschikt zijn voor gigabit-ethernet, 10-gigabit-ethernet of 100-gigabit-ethernet, wordt deze aanduiding voor de kwaliteit van de lichtgeleiders gebruikt, vergelijkbaar met de Class..-indeling die voor koperkabels geldt.
De ontwerpnorm ISO/IEC definieert vier OM-klassen voor multimodevezels (OM1, OM2, OM3 en OM4) en twee OS-klassen voor singlemodevezels (OS1, OS2). Binnen de klassen wordt onderscheid gemaakt tussen LED- en laserdiodebronnen.
De belangrijkste vezelklassen voor installatietoepassingen en patchkabels zijn OM2, OM3 en OS1.
P
PC of convexe snede
Het Physical Contact, of de convexe snede, doelt op de snede-geometrie van het connectoruiteinde in de ferrule.
Bij een convexe snede wordt het contactvlak van de ferrule bolrond en haaks-symmetrisch op de ferrule-as geslepen. De convexe snede is de standaardsnede die voor glasvezelconnectoren wordt toegepast.
Pigtail
Een pigtail is een kabel waarop aan het ene uiteinde een kant-en-klare connector is bevestigd en aan het andere uiteinde niet.
Deze kabels worden gebruikt in de passieve installatietechniek. Hierbij wordt het losse uiteinde met behulp van een fusielasmachine aan een vezel van de installatiekabel bevestigd en in een lasomhulsel geplaatst.
S
SFP of mini-GBic
Een SFP (Small Form Plug) is een transceiver die glasvezel kan aansluiten op een netwerkswitch. Er bestaan verschillende soorten transceivers. SFP is er daar één van, en werd vroeger ook wel mini-GBic genoemd. Deze uitvoering is het meest gangbare model en op elke nieuwe switch zit wel een loze aansluiting voor dit type transceiver. Niet elke SFP is geschikt voor elke switch. Hoewel de fysieke uitvoering niet afwijkt, hangt het van de inwendige constructie van de SFP en van een speciale code af of de transceiver wel of niet kan samenwerken met de switch.
Met een SFP in een switch kunt u heel makkelijk een switch met koperen poorten aansluiten op een lichtgeleidernetwerk. De meeste SFP´s beschikken over twee LC-aansluitingen. Eén voor het zenden (TX) en één om te ontvangen (RX). Wanneer u twee switches onderling verbindt met SFP´s en een glasvezelkabel, zorg dan dat u de RX van de ene switch aansluit op de TX van de andere, en vice versa. Door de steeds hogere overdrachtsnelheden worden er ook steeds snellere transceivers ontwikkeld. Op dit moment zijn er al 10 gigabit transceivers verkrijgbaar. Deze 10 gigabit transceivers zijn er echter in verschillende uitvoeringen. XENPAK, X2 en XFP.
Simplex
Simplex duidt op het gebruik van slechts één kanaal. Simplexkabels worden voornamelijk gebruikt voor enkelvoudige vezelverbindingen in geografisch grootschalige netwerken en zijn geschikt voor overdracht in één richting (unidirectioneel) of voor multiplex-overdracht (bidirectioneel) in twee richtingen. Op beide kabeluiteinden worden Simplex-connectoren aangebracht.
Singlemode
Singlemode (afgekort SM) of mono-modus geeft aan, dat de afmetingen van de vezelkern van de lichtgeleider zo klein zijn dat hij slechts één modus tegelijk kan doorgeven. Dit vindt zijn belangrijkste toepassing in geografisch grootschalige netwerken en voor hoge overdrachtssnelheden vanwege de goede dispersiekenmerken.
Stekker
Een plug is een losneembare verbinding met het verbindingsuiteinde van een leiding. Veel soorten aansluitingen voor glasvezelaansluitingen zijn wegens reinigingsgronden uitgevoerd als 2 stekkers en één precieze huls (algemeen bekend als koppeling). Men spreekt hier van het Pin-Bus-Pin-principe.
ST-connector
De ST-connector (de Engelse afkorting van: Straight Tip) is een type lichtgeleiderconnector met bajonetsluiting. De ferrule heeft een diameter van 2,5 mm en biedt plaats aan één vezel. De ST-connector is een doorontwikkelde uitvoering van de FC-connector en wordt eveneens nog maar weinig gebruikt.
W
WDM
Het golflengte-multiplexproces (Wavelength Division Multiplex) voegt signalen met een verschillende golflengte (kleur) uit verschillende vezels samen en geeft deze tegelijkertijd door via één enkele vezel. De afzonderlijke signalen beïnvloeden elkaar hierbij niet, en worden op het einde van het overdrachtstraject weer van elkaar gescheiden (de-multiplex).